De inwoners van Brabantse dorpen hadden altijd wel spotnamen of scheldwoorden voor dorpelingen van elders. Ook vertelde men alkaar verhalen, waarbij een of andere minder goede eigenschap (dom, gierig, of iets dergelijks) van dorpsbewoners uit de omgeving naar voren kwamen. Eveneens gold dat voor 's-Hertogenbosch. Maar wel bij een 'onderlinge' strijd tussen dorpen werd de hoofdstad toch wel eens naar voren gehaald om het verhaal te illustreren en méér aannemelijk te maken. Bijvoorbeeld het verhaal over de Bossche weermaker die men in Bakel nodig had. Het had al weken niet geregend in Bakel. De oogst op de velden dreigde te verdorrenen op die manier zou een goede bron van inkomsten voor de boeren verloren gaan. Iemand uit de omgeving had de oplossing: in 's-Hertogenbosch kon men weermakers kopen. Deze personen konden zorgen voor het juiste weer: regen en zon op zijn tijd. Maar er waren weermakers van verschillende kwaliteit: ze zouden 200, 300 of 500 gulden kosten.
De regen bleef maar uit, er moest dus een oplossing worden gezocht. De inwoners van Bakel besloten tenslotte maar een Bossche weermaker aan te schaffen. Er werd een inzameling gehouden die ruim vijfhonderd gulden opbracht. Twee inwoners van Bakel trokken met het ingezamelde geld naar 's-Hertogenbosch met de opdracht met een goede weermaker terug te komen.
In de Hertogstad aangekomen vroegen zij aan de eerste de beste Bosschenaar waar een goede weermaker woonde. Deze snapte natuurlijk al lang dat er een grap met deze twee 'boertjes' uitgehaald werd. Hij verwees hen daarom naar een apotheker die wel van een grapje hield. Toen de twee kooplustigen in diens winkel kwamen, had ook hij direct in de gaten dat het niet geheel serieus was, al bevroedden de twee dorpelingen dat zelf natuurlijk niet. Hij verkocht hen tenslotte de beste weermaker, vanzelfsprekend voor vijfhonderd gulden. Deze weermaker zat in een klein spanen doosje. In werkelijkheid was het een bij, die de apotheker erin had gestopt.
Tevreden keerden de dorpelingen naar Bakel terug. Echter zij waren niet alleen goedgelovig maar ook nieuwsgierig. Deze nieuwsgierigheid konden zij niet bedwingen. Zij openden het doosje en vanzelfsprekend ontsnapte de bij. De twee goedgelovigen schrokken van hun daad en wisten niets anders te doen dan naar de wegvliegende bij te roepen: „Na Bakel, na Bakel!”.
Met lood in de schoenen keerden de afgevaardigden terug naar hun dorp. Zij waren honderden guldens kwijtgeraakt en hadden niets: de weermaker was hen ontvlogen. Zij hadden gerekend op de hoon van hun mededorpelingen en misschien wel op méér.
Echter, daags te voren had het geregend in Bakel, zó hevig als nog nooit gebeurd was, voor zover men zich kon herinneren. De inwoners geloofden nu wel degelijk dat de weggevlogen weermaker hiervoor had gezorgd en ze vertelden het verhaal zelf verder.
|